Blog

ZIEKENZALVING

Het begint hier en daar op te rukken in de gereformeerde gezindte: de zogenaamde ‘ziekenzalving’. Dit met een beroep op Jak. 5:14-15. Ik citeer:

14 Is iemand onder u ziek? Laat hij dan de ouderlingen van de gemeente bij zich roepen en laten die voor hem bidden en hem met olie zalven in de naam van de Heere.
15 En het gelovig gebed zal de zieke behouden en de Heere zal hem weer oprichten. En als hij zonden gedaan heeft, zal hem dat vergeven worden.

 Het lijkt een sluitend beroep op de Bijbel. Toch zijn er bij dit beroep de nodige vragen te stellen. Ik noem het volgende:

  1. Ieder die zich op Jak. 5:14 en 15 beroept, haast zich om erbij te zeggen dat Jakobus niet bedoelt te zeggen dat er op het gebed van de ouderlingen hoe dan ook genezing komt. Dat lijkt mij in strijd tot wat Jakobus zegt: het gelovig gebed ZAL de zieke behouden en de Heere ZAL hem weer oprichten. Het staat er zonder mitsen en maren. Dat maakt duidelijk, dat we hier in een situatie zijn, waarin oudsten ‘de gave van de genezing’ hebben. Niet dat zij over die gave in eigen macht beschikken. Ze blijven biddend afhankelijk van de Heere. Maar – op hun gebed zal de Heere genezing geven.
  2. Het verbaast niet, dat de ‘ziekenzalving’ vooral in kringen van de Pinksterbeweging verdedigd is. In de Pinksterbeweging is men van mening, dat de bijzondere gaven van de Heilige Geest nog steeds geschonken worden. Dus dat er daarom een direct isgelijkteken kan worden gezet tussen de tijd van Jakobus en die van ons.
  3. Intussen is het nog maar de vraag, of deze bewering van de Pinksterbeweging houdbaar is. De bijzondere gaven van de Geest zijn typerend voor de start van de evangelieprediking (‘startversterkers’). De bijzondere Geestesgaven zijn niet permanent, leren we in Cor. 13. Ze vergezellen de prediking van de apostelen en andere ooggetuigen van Jezus’ leven, kruis en opstanding (Markus 16:17v).
  4. Deze visie op de bijzondere Geestesgaven wordt nog al eens denigrerend aangeduid als ‘streeptheologie’. M.i. moet echter het bewijs nog geleverd worden, dat de bijzondere Geestesgaven permanent zijn. Vandaar dat iemand als Calvijn met nuchtere woorden de ziekenzalving als blijvend verschijnsel afwijst: ‘Dewijl toen de gave der gezondmaking nog krachtig was, zo beveelt hij (= Jakobus), dat de kranken tot dat remedie vlieden’. Volgens Calvijn is het waarschijnlijk, dat de oudsten alleen met olie zalfden, wanneer men zich zeker wist van de genezing. Aan hen was ook ‘het oordeel des onderscheids’ gegeven.
  5. Je kunt je nog voorstellen, dat ‘de gave der genezing’ terugkeert in zendingssituaties, waar het evangelie voor het eerst verkondigd wordt. Maar deze gave laat zich niet organiseren. De Heere werkte mee en bevestigde het Woord door de tekenen die erop volgden, zegt Mark. 16:20. De Heere moet het doen. En doet Hij het niet, waag je dan niet aan namaak.
  6. Over welke oudsten heeft Jakobus het eigenlijk? Je kunt kort en vlotweg zeggen: dit geldt voor àlle oudsten, alle ouderlingen conform 1 Tim. 3. O ja? In 1 Tim. 3 komt heel de zaak van zalving en genezingsgave op geen enkele manier aan de orde. Hier is te bedenken, dat de brief van Jakobus hoort bij de oudste geschriften van het Nieuwe Testament. De gemeente, waarvan sprake is in Jak. 5:14 is ongetwijfeld de (verstrooide) moedergemeente van Jeruzalem. Het gaat hier om de oudstenkring rondom Jakobus, als oor- en ooggetuigen met bijzondere gaven begiftigd. Aldus prof. dr. J. van Bruggen in zijn boek Ambten in de apostolische kerk. Een exegetisch mozaïek, Kampen 1984, p. 87-89.
  7. Ook over het zalven met olie zijn allerlei vragen te stellen. Olie geldt in de tijd van Jakobus als geneesmiddel. Gaat het om het toedienen van een geneesmiddel? Of is het symbolisch bedoeld, waarbij de olie fungeert als bemoedigend teken van de komende genezing? Ik laat dat verder in het midden. Ik noteer wel, dat het – als symbool – een beetje leeg teken wordt. Olie geldt bij ons niet meer als geneesmiddel.
  8. Mij verbaast hoe argeloos ambtsdragers soms met de ‘ziekenzalving’ omspringen. Realiseert men zich welke kritische vragen hier te stellen zijn? Wie zich waagt aan een dergelijk experiment, mag eerst wel een tijd van bezinning en onderzoek inlassen. Worden ook de tegenstemmen gehoord, of wordt alleen afgegaan op argument pro ziekenzalving? Het komt mij voor dat een kerkenraad hiertoe ook niet besluiten moet, zonder de gemeente gehoord te hebben. Het lijkt me een kwestie van respect voor de gemeente van God.
  9. Wat voegt ziekenzalving eigenlijk toe, los van een vaststaande genezing op het gebed? Natuurlijk, genezing blijft een zaak van gebed, persoonlijk en met de ambtsdragers. Maar los van de gave der genezing wordt het wat een loos ritueel. Ik weet het, ook binnen de gereformeerde gezindte is men op zoek naar rituelen. Want ook gereformeerde belijders zijn kinderen van hun tijd. De behoefte aan rituelen is overal aanwezig, ook bij mensen die aan God noch gebod doen. Denk aan de zeeën van bloemen om rampen te gedenken, al dan niet met kaarsjes erbij. Dat werkt door in de kerk. Denk aan de manier waarop soms belijdenisdiensten worden opgetuigd, met bloemen in de doopvont e.d. Daar sluit een ziekenzalving naadloos bij aan. Zou men nu werkelijk niet beseffen hoe postmodern men bezig is? Hebben we dan niet genoeg aan wat de Heere ons aan tekens en zegels gegeven heeft in doop en avondmaal?
  10. Ten slotte, ziekenzalving impliceert – hoe beperkt ook – lichamelijk contact. In een tijd, waarin ambtsdragers maar zo van misbruik beschuldigd kunnen worden, zou ik zeggen: Houd je handen maar thuis, broeders! Er is een grens die je niet moet overschrijden, ambtsdragers voorop.

 1 december 2015

GOEDERTIERENHEID 

Soms heb je Bijbelwoorden, die je blijven bezighouden. Eén daarvan is de term ‘goedertierenheid’. U kent die vast wel. Maar zeg nou eens wat ‘goedertierenheid’ precies betekent? Vraag je het catechisanten, dan komen ze vaak niet verder dan een vaag gemompel over ‘zoiets als goedheid’. En inderdaad, goedertierenheid heeft met goedheid te maken. Alleen, hoe zeg je dat wat meer omlijnd en nauwkeurig? 

Zo’n precieze duiding is geen overbodige luxe. Bij veel Bijbelse termen weten we ongeveer wel wat ze willen zeggen. Het vervelende is alleen, dat dan zo’n woord je ene oor in en je andere uit kan gaan, zonder dat het je werkelijk raakt. Vandaar dat ik altijd op catechisatie doorvraag naar woorden van de Bijbel en van de kerk: Wat is zonde, wat is genade? Zonde is meer dan alleen maar ‘iets dat slecht is’. Het gaat om overtreding van Gods gebod om lief te hebben, terwijl genade onverdiende en schuldvergevende gunst van God is. 

Mijzelf heb ik meer dan eens de vraag gesteld wat ‘goedertierenheid’ precies betekent. Het gaat om het Hebreeuwse woord chesed. Met de letterlijke betekenis van het Nederlandse woord ‘goedertierenheid’ kom je niet ver. Goedertieren heeft als achtergrond ‘goeder tiere’= goede groei. Geleidelijk aan ontwikkelde zich dat woord dat te maken heeft met goedheid en gunst (‘Want Zijn gunst, alom verspreid…’). 

Onlangs kreeg ik een scriptie over de term ‘goedertierenheid’ in handen. Een boeiend werkstuk! Het zette mij opnieuw aan het denken. Kijk je in vakliteratuur en theologische woordenboeken, dan zie je dat vrij algemeen afscheid genomen is van ‘goedertierenheid’ als een verbondsmatige term, alsof het gaat om gunst, die je mag verwachten in een verbondsrelatie.En jawel, zeker bij God geldt, dat Hij in het verbond Zijn gunst bewijst. Niet voor niets vormen goedertierenheid en trouw een vast woordpaar in de Bijbel. Maar dat verbondsmatige vind ik eerder terug in de term ‘trouw’ dan in het woord ‘goedertierenheid’ als zodanig. 

Het is best lastig om het Hebreeuwse woord chesed één op één in het Nederlands weer te geven. Het is meer dan goedheid, al is het ook dat. Het is ook meer dan liefde, al is het ook liefde (zo vertaalt de NBV). Zo kan ik nog even doorgaan. Het blijft zoeken naar een basiswoord, waaraan verdere betekeniskanten zich kunnen hechten. 

De schrijver van de genoemde scriptie kiest voor de term ‘hulpvaardigheid’. Dat helpt inderdaad verder. Chesed is niet alleen een gezindheid, het is vooral een gezindheid die zich uit in hulp metterdaad. Er zit een heel praktische kant aan. Goedertierenheid is iets, dat je aan een ander kunt bewijzen

Voor mijzelf ben ik tot de voorlopige conclusie gekomen, dat chesed/goedertierenheid misschien nog wel het best kan worden weergegeven met welwillendheid. Het gaat om de wil om goed voor de ander te zijn, zoals die zichtbaar wordt in daden van goedheid (vandaar dat goedertierenheid ook een meervoud kent: goedertierenheden).

 Wanneer u dit blog wat ‘vaktechnisch’ vindt, hebt u daarin gewoon gelijk. Toch wilde ik mijn onderzoekje graag met u delen. Mogelijk helpt het u om de term ‘goedertierenheid’ voortaan iets concreter in te vullen. Om zo meer te beseffen wat Gods eeuwige goedertierenheid in Christus ons te zeggen heeft. 

24 september 2015

MISVERSTAND 

Op zijn nieuwe site www.jochemdouma.nl vindt u een bespreking van prof. Douma van mijn boek Gebleven en meegegaan. De recensie daagt uit tot gesprek. Op dit moment wil ik proberen een misverstand weg te nemen. 

Overigens – al is prof. Douma kritisch over mijn boek en overstap naar de PKN, voor zijn bespreking heb ik veel waardering. Geen moment speelt hij op de persoon. Hij houdt de toon zakelijk. Bovendien blijft hij bij mij gereformeerd denken herkennen, ook al verschilt hij inhoudelijk met mij van mening. Graag zeg ik hem daarvoor ook publiek dank. 

Tegelijk signaleer ik een misverstand aan het einde van zijn recensie. Ik geef de door mij bedoelde passage integraal door. Zoals prof. Douma mij recht heeft willen doen, wil ik het ook hem doen.

 Een hard woord 

Ik wil ook nog op een hard woord van Wilschut wijzen. Hij schrijft op pag. 117v: ‘Pas wanneer een kerkelijke gemeenschap als de kerk de grondslagen van het christelijk geloof loochent en trouwe belijders/predikers van het Woord uitwerpt en dwingt om aan goddeloosheid mee te doen, kan heel deze gemeenschap als een valse kerk conform artikel 29 (NGB) aangewezen worden. Niet eerder doet zich voor gereformeerde belijders/predikers en plaatselijke gemeenten de noodzaak voor om zich van een kerkelijke gemeenschap af te scheiden.’
Deze conclusie is duidelijk op anderen gericht en blijkbaar niet op Wilschut zelf. Want hij behoorde toch ook tot een kerkelijke gemeenschap (GKv)? Hij werd als trouwe belijder/predikant toch niet uit de GKv geworpen? Moest hij met goddeloosheid meedoen? Ik zelf ben ook uit de GKv vertrokken, maar niet omdat mij overkomen was wat Wilschut nodig vindt om met een kerkelijke gemeenschap te kunnen breken! Ik zwicht nl. niet voor het dilemma: óf ware óf valse kerk. Ik ben vertrokken toen ik het vervalproces in de GKv onomkeerbaar vond. Ik kon zoveel bezwaren uiten als ik wilde, maar gehoor vond ik niet meer. Deze kerk heeft het spreken van profetische woorden en antwoorden verleerd. Zij is oecumenisch geworden, waait met de winden mee, en gaat in een richting die geen weerstand meer zal bieden, ook niet tegen de PKN.  Vrijgemaakte synodes wenden zich niet meer af, maar keren hun gezicht toe naar wat modern heet. Plaatselijke kerken doen wat zij willen, met of zonder nieuwe kerkenorde. En de synodes passen zich wel aan.
Voor mij is niet beslissend: ware of valse kerk, uitwerpen of niet, meedoen aan goddeloosheid of niet, maar: gereformeerde kerk zijn of niet. Voor Wilschut gold m.i. precies hetzelfde. Ik kan begrijpen dat hij vertrok. Ik begrijp niet waarom hij naar de PKN is uitgeweken. De uitspraak die ik hierboven van Wilschut citeer lijk mij een hard woord om anderen te bestraffen en niet om zichzelf een spiegel voor te houden. Wilschut treedt een kerk binnen die in haar totaliteit niet meer gereformeerd is. Ik ben zelfs zo vrij er niet meer het predicaat ‘ware kerk’ aan te verbinden.

Ik plaats bij deze passage de volgende kanttekeningen:

  1. Mijn vrouw en ik hebben de GKv niet verlaten omdat we haar een valse kerk in de zin van art. 29 NGB vinden. Ik heb dat in 2010 gezegd in mijn boekje Afscheiding?. Het staat ook met zoveel woorden in Gebleven en meegegaan (16), waarin ik mijn mening uit 2010 als nog steeds van kracht heb aangehaald. Trouwens, ook in mijn Verantwoording heb ik dat gezegd (Gebleven en meegegaan, 144). Met prof. Douma wil ik niet steeds denken in het dilemma ware/valse kerk.
  2. Al in mijn Afscheiding? heb ik aangegeven dat je als gereformeerd belijder zó in het nauw kunt komen in de GKv, dat je – al is het dan geen valse kerk – het er niet meer harden kunt. Ik pleitte toen voor onderdak zoeken binnen de gereformeerde gezindte i.p.v het stichten van een nieuwe ware kerk. Steeds hebben mijn vrouw en ik gezegd: We blijven in de GKv, zolang het kan. Toen wij er niet verder konden, hebben we kerkelijk denkend een kerkelijke keus willen maken en kwamen wij uit bij de PKN.
  3. Bij de door prof. Douma geciteerde passage (117v) moet gedacht worden aan een situatie, waarin er voor gereformeerde belijders/predikers en gemeenten over heel de linie reden is om zich af te scheiden (zie ook noot 6 op 16). Die situatie was en is in de GKv o.i. niet aan de orde. Wij hebben dan ook niemand opgeroepen om ons te volgen, omdat de GKv een valse kerk geworden zou zijn. Integendeel, we hebben tegen ieder gezegd: Blijf, zolang het kan. Onze overstap is een persoonlijke stap in een persoonlijke situatie, waaraan wij niet het label ‘afscheiding’ willen hechten (zoals ik eerder betoogd heb aan het adres van D.J. Bolt). Bij die term denk je aan een bredere kerkelijke beweging. Mijn boek wil verantwoorden, waarom wij voor de PKN hebben gekozen en niet zijn verder gegaan in de afgescheiden traditie, met alle begrip voor die traditie in een situatie van buitensluiting.

 Het ligt dus genuanceerder dan prof. Douma het voorstelt. De door hem genoemde tegenstrijdigheid ervaar ik niet. Het was zeker niet mijn bedoeling om harde woorden over de GKv te spreken. Die kerken blijven mij lief. Ik mocht er de Heere leren kennen, ik ontving er mijn opleiding en mijn ambt. De situatie geeft mij wel veel verdriet. Goed om ook voor de GKv te blijven bidden!

 Ten slotte, omdat uitgerekend boven geciteerde passage ook op een andere site werd overgenomen (www.werkenaaneenheid.nl), leek het mij goed om het door mij gesignaleerde misverstand publiek recht te zetten. Overigens heb ik prof. Douma hierover ook persoonlijk geschreven. Mocht mijn boek in genoemd opzicht niet helder genoeg zijn geweest, dan hoop ik dat hiermee de nodige verheldering gegeven is.

 Bovensmilde, 11 juni 2015

BEROEP

U hebt het vast wel meegekregen: ondergetekende mocht een beroep ontvangen van de hervormde gemeenten te Een en Sebaldeburen, in combinatie met Leek. Dat beroep heb ik ook aangenomen. In volle vrijmoedigheid dat dit de weg van de Heere voor ons is.

 Mijn vrouw en ik ervaren deze gang van zaken als tastbare leiding van de Heere. Ik kom van buiten de PKN. Ik ben ook nog eens 63 jaar. Terwijl er tevens een overvloed aan kandidaten is, die al langer wachten op een beroep dan ik gedaan heb. Ik weet dat voor dit beroep mensen zich ingespannen hebben. Maar ook daarin herkennen wij de hand van de Heere.

 Het beroep is helemaal op onze situatie toegesneden. Het gaat om een ambtelijke betrekking van 80%. Dat betekent dat wij niet hoeven te verhuizen. Een deeltijder in de PKN hoeft niet te wonen waar hij werkt, mits de afstanden aan te rijden zijn. En dat is – gerekend de situatie in het Noorden – hier inderdaad het geval. Een werktijd van 80% geeft ruimte om wat gas terug te nemen en biedt tevens ruimte voor studie en eventueel publiceren. Een voor mij ideale situatie.

 Per 1 mei hoop ik in dienst te komen van de gemeenten. Dat betekent dat we dan ook weer eigen inkomen hebben. Vanaf november vorig jaar moesten wij van spaargeld leven. Gelukkig zette de Heere mensen om ons heen, die van hun betrokkenheid blijk gaven en helpend een hand uitstaken. Ook publiek willen we daarvoor onze dank uitspreken. Het was hartverwarmend.

 Op DV 10 mei hoop ik officieel aan de gemeenten verbonden te worden. ’s Morgens hoopt ds. P.H. van Trigt te Hoevelaken mij tot het dienstwerk in te leiden, ’s middags hoop ik intrede te doen. Beide diensten worden voor de drie gemeenten samen gehouden in de Edenhof, Hoofdstraat 16 te Een, resp. om 9.30 en 15.00 u. We hopen op een feestelijke dag onder de zegen van de Heere.

 22 april 2015

GEBLEVEN EN MEEGEGAAN

 Deze week verscheen bij Royal Jongbloed te Heerenveen van mijn hand Gebleven en meegegaan. Een onderzoek naar de motieven van gereformeerde belijders om in de Nederlandse Hervormde Kerk te blijven en met de Protestantse Kerk in Nederland mee te gaan.

 Dit boek kunt u beschouwen als een nadere onderbouwing van de keus van mijn vrouw en mij voor de Protestantse Kerk in Nederland. Wat ik in mijn Verantwoording van onze stap beknopt aanduidde, wordt hier breder onderbouwd.

 Daarbij hoop ik, dat dit boek mag bijdragen aan een gesprek over de kerkelijke situatie van gereformeerde belijders in Nederland. Steeds zwaarder weegt mij de versnippering van de gereformeerde gezindte in dit land. Allen zeggen we te willen staan voor het Woord van God en de gereformeerde belijdenisgeschriften. Tegelijk blijft de kerkelijke verdeeldheid in stand en neemt de verwarring toe.

 Laat helder zijn dat ik met mijn boek niet zoiets als een ‘laatste woord’ meen te spreken. Graag laat ik mij corrigeren, wanneer dat nodig blijkt. Als het maar niet gebeurt vanuit de eenmaal ingenomen posities. Die maken de reacties al te voorspelbaar en een werkelijk gesprek bij voorbaat onvruchtbaar. Ik nodig ieder uit om ‘out of the box’ te denken en zich eens in de ander te verplaatsen, ook wanneer dat niet helemaal lukt (want het blijft een opgave!). Niet om meteen je bedenkingen prijs te geven. Maar als je begint om andermans motieven serieus te overwegen, is er al heel wat gebeurd.

 Ik weet het, denken buiten de eigen kaders heeft iets engs. De vertrouwde patronen geven een gevoel van veiligheid. Dan zoek je al gauw bevestiging van het eigen gelijk. Ik weet er alles van. Nou ja, alles? In ieder geval weet ik er iets van. Tegelijk heeft het iets bevrijdends om over je eigen horizon heen te kijken. En om anderen te ontdekken, die net zo gemeend de Heere willen dienen overeenkomstig Zijn Woord.

 Aan mijn onderzoek heb ik als bijlage een referaat toegevoegd, dat ik in 2012 hield voor het studentencorps P.F.S.A.R. aan de Theologische Universiteit te Apeldoorn over kerkelijke eenheid in een tijd van individualisme. Ook de Verantwoording van de overstap van mijn vrouw en mij naar de PKN voegde ik als bijlage toe.

 Tenslotte, het boek telt 162 pagina’s en kost € 15,95.

NB
Wanneer u googlet met de zoekterm ‘gebleven en meegegaan’ komt u niet alleen bij mijn boek uit. U krijgt ook verwijzingen naar een single van Johnny Hoes uit 1961:

Och was ik maar bij moeder thuis gebleven,
och was ik maar met jou niet meegegaan.   

Het vervolg maakt duidelijk dat het theologisch gehalte van dit lied gering is:  

Och had ik naar
jouw ogen niet gekeken,
dan had mijn hart
nu niet zo’n pijn gedaan.

Ik kan niet slapen en niet eten,
want ik kan je niet vergeten
met je rode mond,
je blauwe ogen,
je haar zo blond. 

Vermakelijk!

 

 

VOORGAAN IN DE CGK

 Sinds 2013 is er de mogelijkheid voor predikanten uit de PKN om voor te gaan in de Christelijke Gereformeerde Kerken. Uiteraard op uitnodiging. Het gaat bovendien om predikanten uit de PKN, die zich gebonden weten aan de gereformeerde belijdenis.

 Al eerder bestond de mogelijkheid, dat predikanten uit de GKv en HHK (= Hersteld Hervormde Kerk) in de CGK mochten voorgaan. In 2013 is dat gelijkgetrokken voor predikanten van gereformeerde signatuur uit de PKN. Inmiddels heeft er een kanselruil plaats gevonden tussen ds. W. van ’t Spijker (voorzitter deputaten kerkelijke eenheid CGK) en ds. A.J. Mensink (voorzitter van de Gereformeerde Bond in de PKN).

 Ter toelichting op deze ontwikkeling citeer ik enkele gedeelten uit een interview met ds. Van ’t Spijker en ds. Mensink in De Wekker van 8 november 2013:

 ‘Geschiedenis
Aan het besluit, dat op 1 oktober werd genomen, ging een geschiedenis vooraf die al in de jaren tachtig begon. Van ’t Spijker: “Er waren in die tijd hartelijke contacten via het Contactorgaan Gereformeerde Gezindte (COGG). We merkten dat er geestelijke erkenning was met de broeders en zusters van de Hervormde Kerk, vooral met de zogenaamde Bonders. Tegelijk was het lastige punt dat ons kerkverband bij de Afscheiding afstand had genomen van een ‘zieke kerk’. Er bleven door de jaren heen gesprekken maar pas vanaf 2004 kwam er een regeling voor onze kerken om via de classis samenwerking aan te gaan met gemeenten van gereformeerd belijden binnen -nu- de PKN.”

Dominee Mensink is vanaf 2008 vanuit het hoofdbestuur van de Gereformeerde Bond betrokken geraakt bij de gezamenlijke gesprekken. “Al vanaf de oprichting van de Bond in 1906 hebben we een bijzondere positie in ons kerkverband. Enerzijds bindt de liefde ons aan de moederkerk, aan de andere kant ervaren we pijn en lijden vanwege het plurale, liberale karakter van ervan. Wat ons gedachtegoed betreft, vinden we ook herkenning in verschillende afgescheiden kerken. Op onze samenwerking met de CGK zijn we zuinig; het is op dit moment namelijk het enige kerkverband waarmee we officiële contacten hebben.

Geestelijke urgentie
Beide predikanten zijn diep overtuigd van de noodzaak om kerkelijke eenheid te zoeken. Als voorzitter van deputaten eenheid zoekt ds. Van ’t Spijker naar oecumene, zegt hij. “Wat je zo vaak ziet in onze kerkelijke wereld is de gedachte dat we aan onszelf wel genoeg hebben. En als we interkerkelijke contacten hebben, dan is dat vaak met het idee dat we als kerk zoveel uít te delen hebben. Persoonlijk denk ik dat God ons inderdaad veel geeft, maar daarin zijn we niet de enigen. We doen onszelf tekort als we niet van anderen willen leren en elkaar niet willen beïnvloeden.”

In de onderlinge gesprekken voelden de twee predikanten dat er nog een belangrijker noodzaak is om elkaar op te zoeken. “Ik merkte dat er een toenemend gevoel van urgentie is”, vertelt Mensink. “Toen ik ter voorbereiding op dit gesprek de correspondentie van de afgelopen twee jaar doornam, viel mij dat weer op. De secularisatie om ons heen is voelbaar, de positie van de kerk in de samenleving is anders geworden. En dat niet alleen, er is ook een geestelijke urgentie. We zijn delen van het lichaam die elkaar nodig hebben.”
Als het gaat over de noodzaak van kerkelijke eenheid, gaat Van ’t Spijker op de punt van zijn stoel zitten.  Bewogen vult hij aan: “Ik denk ook aan het eschatologische aspect, aan de jongste dag. Hoe zullen we ons als kerken aan de Bruidegom voorstellen? In een hopeloos verscheurd bruiloftskleed? En is ons excuus dan dat we trouw zijn gebleven aan de beginselen van de Afscheiding?’

 Als predikant in de GKv ben ik meer dan eens voorgegaan in kerkdiensten van de CGK. Het geeft mij dan ook veel vreugde dat ik het als predikant in de PKN mag blijven doen. Er staan enkele afspraken met de CGK te Assen genoteerd. Evenals een afspraak om op 2e Paasdag in de CGK van Drachten een samenkomst te leiden. Mooi dat deze contacten doorgaan. Ik kijk er naar uit. Ik sluit mij aan bij de woorden van ds. Mensink: ‘We zijn delen van het lichaam die elkaar nodig hebben.’ Ik ervaar de onderlinge geestelijke herkenning als zegen van God. Graag spreek mijn blijdschap daarover publiek uit.

 20 januari 2015

NA EEN JAAR

Deze maand is het een jaar geleden dat mijn vrouw en ik de overstap maakten naar de PKN. Op 1 november 2013 kondigde ik via een Verantwoording deze overstap aan. In december 2013 meldden wij ons aan bij de Sionsgemeente te Assen, een gemeente van hervormd-gereformeerde signatuur. Nu we een jaar verder zijn, kijk ik even achterom.

 Intensief
De eerste maanden na onze overstap naar de PKN waren rijkelijk intensief. Ook al kregen we de meeste reacties in november en december 2013, er bleven brieven en mails komen. We leerden ook een nieuw fenomeen kennen: kerstwensen met bijgevoegd vermaan. Of zelfs kerstwensen die een mens liever niet had gekregen. Ik neem niemand iets kwalijk. Ik begrijp dat sommigen emotioneel op ons vertrek reageerden. Jammer dat een enkele vriendschap van vele jaren sneuvelde. Dat maakte de kerstdagen van 2013 moeilijk.

 Gelukkig waren er veel andere reacties meevoelend en invoelend, ook al riep onze kerkelijke keus vragen op. Maar zowel vanuit de GKv als daarbuiten gaven velen van hun betrokkenheid blijk. Er kwam veel warmte naar ons toe. Al diegenen hartelijk dank!

De eerste maanden in de PKN waren ook om een andere reden intensief. Ik moest aan drie studieopdrachten voldoen, wilde ik beroepbaar gesteld worden in de PKN. Ik ben er in december 2013 meteen mee begonnen. Om te beginnen met drie maal drie dagen seminarie op Hydepark. Die dagen ben je drie dagdelen volop in touw. Je leert tegelijk de breedte van de PKN kennen door de samenstelling van de groep, waarvan je deel uitmaakt. Wat mij vooral bijgebleven is het onderling respect, plus de ruimte die je kreeg om je gereformeerd verhaal te vertellen.

Daarnaast volgde ik op zaterdag colleges kerkrecht aan de PThU te Amsterdam bij prof. Leo Koffeman. Een hele reis vanaf Bovensmilde, maar goed te doen. Leve de HEMA met een aanbieding van kortingsbonnen voor de NS! Vanaf december ging ik ook aan de slag met de studieopdracht voor kerkgeschiedenis: ik moest een rapport schrijven n.a.v. drie handboeken kerkgeschiedenis voor dr. Gert van Klinken. Het werd afgerond met een eindgesprek ergens in januari. Op 1 februari deed ik tentamen kerkgeschiedenis en zaten de studieopdrachten erop.

 In maart werd ik beroepbaar gesteld in de PKN. Ik werd aanvaard als predikant in volle rechten en ontving de status ‘beroepbaar predikant’. Zo was er in drie maanden heel wat gepasseerd. Intensief, jazeker. Door alle drukte op weg naar de beroepbaarstelling. Maar ook om voor jezelf weer in balans te komen. De Heere was in beide opzichten helpend nabij.

 Ik ben dankbaar voor alle medewerking die ik kreeg (en krijg) om zo snel mogelijk beroepbaar te kunnen zijn. Trouwens, over heel de linie was de ontvangst in de PKN warm. Ik heb veel te danken aan de inzet van dr. Arjan Plaisier en aan drs. Piet Vergunst van de Gereformeerde Bond. Ook in de plaatselijke gemeente werden we met liefde opgenomen. Op deze manier zijn we ons snel thuis gaan voelen in de voor ons nieuwe kerkelijke gemeenschap.

 Beroepbaar
Sinds ik beroepbaar ben, ga ik uit preken. Ik heb daarover in een eerder blog al eens iets verteld. Sindsdien zijn mijn ervaringen positief gebleven. Overigens niet alleen als voorganger, maar ook als kerkganger. Mijn vrouw en ik genieten van de rust, die er van de wekelijkse erediensten uitgaat. De diensten ademen heilig respect voor de Heere. Ook binnen de Gereformeerde Bond heb je preken in soorten en maten. Maar steeds is de opzet om een rijke Christus voor een arme zondaar te verkondigen.

 Tussen haakjes, het is best wennen om weer de oude berijming 1773 te zingen. Jawel, mijn vrouw en ik zijn er mee opgegroeid en zingen een groot deel nog uit het hoofd mee. Maar de taal is wel een eind bij ons vandaan komen te staan. En nog steeds moet ik grijnzen bij ‘de volle beek van wellust, die hier elk in liefde dronken maakt’. Maar ik zing het liever dan Opwekking…

 Niemand hoeft mij te vertellen dat er binnen de PKN veel loos is. Maar één ding is duidelijk: er is volop ruimte voor Bijbels-gereformeerde prediking. En niet alleen in gemeenten die zich herkennen in het gedachtegoed van de Gereformeerde Bond of die zich beschouwen als rechts-confessioneel. Ook daarbuiten kun je een dergelijke prediking soms verrassend kwijt (ik preek, waar ik gevraagd word).

 Nog steeds houd ik preken uit mijn GKv-tijd. Uiteraard is de schaaf er overheen gegaan, het kan altijd beter, maar in principe zijn het dezelfde preken. Graag wil ik zien hoe die in een andere kerkelijke context ‘landen’. Ik verblijd mij over de geestelijke herkenning die de preken oproepen. En over menig geestelijk gesprek met de kerkenraad na de dienst. Ook in dat opzicht is het niet moeilijk om je ‘thuis’ te voelen.

 De PKN is een grote gemeenschap. Het kost heel wat tijd voor iemand die van buiten komt om er bekendheid te krijgen. Dat moet voornamelijk via de preekstoel gaan, al krijg ik ook daarnaast mogelijkheden om mij te presenteren (artikelen in De Waarheidsvriend, spreken op een landelijke studiedag over het ambt). Onze woonplaats in het Noorden werkt niet mee. Voor gemeenten in het midden en Westen van het land ben je vaak gewoon te duur wat de reiskosten betreft (waarvoor ik alle begrip heb) en blijf je dus onbekend. Gelukkig zetten allerlei mensen zich voor ons in en weet de PKN zich verantwoordelijk voor mij. Bovenal, de Heere zorgt voor ons. Ook als het spannend is, omdat we op dit moment geen inkomen hebben.

 Los van dit laatste – ik wil gewoon dolgraag weer aan het werk. Studeren is mooi. Maar ik mis de gemeente, het pastoraat en de jeugd. Om in gesprek en onderwijs mensen te kunnen dienen met het Woord van de Heere. En om zo op zondag gericht het Woord te kunnen bedienen.

 Fijn dat velen – ook vanuit de GKv – met ons in dit opzicht meelezen en het beroepingswerk volgen om te zien of er al een beroep is. Dat meeleven doet gewoon goed. Ook wanneer dat merkbaar wordt wanneer collega’s en oud-collega’s er een belletje aan wagen.

 Bijzonder is dat ik vrijwel elke zondag uit preken ga. De preekroosters in de PKN liggen al tijden van tevoren vast. Begin 2015 wordt al afgesproken voor heel 2016. Toch vallen er regelmatig gaten in de diverse preekroosters, zodat ik over preekbeurten niet te klagen heb. Van de digitale preekbeurtenzoeker van de PKN heb ik eveneens plezier. Ook voor een gatenvuller is er nog genoeg te doen.

 Rust
Na een jaar is de rust teruggekeerd. De hectiek van de eerste maanden is voorbij. Niet alleen voor ons. Ook bij anderen lijkt het stof te zijn neergedaald. Van tijd tot tijd informeren mensen via de mail, hoe het met ons gaat. Ook mensen, die soms eerst scherp op onze overstap reageerden. Ook dat doet goed. Om te merken dat de verbondenheid in de Heere is gebleven. En het besef leeft, dat je met elkaar aan hetzelfde front staat, ook al zijn kerkelijk de wegen uiteengegaan.

 Geleidelijk aan groeien wij in de nieuwe kerkelijke kring in. Nieuwe contacten worden gelegd. Nieuwe banden ontstaan. Zonder dat vroegere banden verdwijnen. Gelukkig heb ik nog met de nodige collega’s/vrienden in de GKv goed contact. Het begroot me, dat meerderen van hen in toenemende nood verkeren. Soms is het akelig herkenbaar voor mij.

 Tegelijk geeft het mij een stuk ontspanning, dat ik de moeiten van een kerkverband-in-verwarring achter mij kan laten. Ik ben gebleven, zolang ik kon. Ik heb het verschrikkelijk moeilijk gevonden om de gemeente van Smilde – de catechisanten voorop! – te moeten loslaten. De verantwoordelijkheid woog mij zwaar. Totdat die van mij werd afgenomen, omdat het zo niet langer kon, niet voor de gemeente en niet voor mijn vrouw en mij. We hebben er vrede mee gekregen. In de gemaakte keus zijn we tot nu toe alleen maar bevestigd.

 Dat schrijf ik niet als verkapte zelfrechtvaardiging. Ook niet omdat – zeker in eerste instantie – buurmans gras altijd groener is. De PKN is geen ideale kerk. Evenmin idealiseren we de Gereformeerde Bond. Wel ervaren we kerkelijk een ruimte en respect, die we lang niet ontmoet hebben. Op zichzelf genomen waren we daarom nooit weggegaan. Nu het zo gelopen is, genieten we er wel van. We hebben een wijkplaats voor gewoon gereformeerd-zijn gevonden, die we in de GKv steeds meer gingen missen.

 Tenslotte
Ieder die dit leest gezegende kerstdagen toegewenst. Die zegen wensen we eveneens toe voor het nieuwe jaar 2015, in persoonlijk en kerkelijk opzicht. Ook het komend jaar is een jaar van onze Heere. Een jaar, waarin Hij kerk en wereld regeert. Op weg naar Zijn terugkomst. Maranatha!

  18 december 2014

 

 

VERTREK J. DOUMA UIT GKV 

Eind vorige week werd bekend, dat prof. dr. J. Douma en zijn vrouw de GKv verlaten hebben, om zich te voegen bij een gemeente te Hardenberg, die hoort bij de GKN (= Gereformeerde Kerken Nederland). De GKN is één van de kerkverbandjes, die ontstaan zijn uit de GKv. Ze worden gediend door de predikanten R. van der Wolff en E. Hoogendoorn.

 Ik ervaar dit vertrek als tragisch, hoe onvermijdelijk het ook voor prof. Douma en zijn vrouw geworden was. De GKv verliezen in hoog tempo het klassiek-gereformeerd karakter. Dat gaat een gereformeerd mens niet in de koude kleren zitten. Voor prof. Douma is in ieder geval de grens bereikt. Met zijn vertrek als gevolg.

 Inderdaad: tragisch. Prof. Douma heeft een grote staat van dienst binnen de GKv. Zijn trouw aan Schrift en belijdenis ging gepaard met gereformeerd-oecumenische openheid. Daarom werd er wel eens met een scheef oog naar hem gekeken: was de man wel goed gereformeerd? Ja, dat was en is hij. Juist daarom kan hij het in de huidige GKv niet langer uithouden. Triest wanneer dat je op zijn leeftijd overkomt. En je kerken die je lief zijn moet loslaten.

 In Kampen was prof. Douma mijn leermeester. De afgelopen jaren werkten we met anderen samen op de site www.gereformeerdekerkblijven.nl. Dat gaf goede contacten. Daarom doet dit vertrek mij wat. Het begroot mij ook voor de GKv zelf. Al heb ik zelf die kerken al eerder verlaten, er blijft  betrokkenheid. Douma’s vertrek is opnieuw een signaal, hoezeer de GKv als gereformeerde kerken desintegreren. Het brengt ook anderen in geestelijke nood. Maar wordt het onderkend? De reactie van dr. P.L. Voorberg in het Nederlands Dagblad van 16 november geeft mij er weinig hoop op.

 Ik kan begrijpen dat prof. Douma de strijd moe is en de luwte opzoekt. Van harte hoop ik dat hij daar samen met zijn vrouw rust mag vinden. Graag wens ik hem ook op deze plaats zegen uit Gods hand toe. De kerkelijke keus van prof. Douma en zijn vrouw is de mijne niet. Zelf adem ik op in de ruimte, die in de PKN gegeven wordt aan gereformeerde belijders. Tegelijk respecteer ik de keus, die prof. Douma en zijn vrouw gemaakt hebben en onthoud ik mij van een oordeel. Laten we dat maar aan God overlaten, tegenover wie elk kind van God eens verantwoording zal moeten afleggen, ook als het gaat over de kerkelijke keus.

 In ieder geval hoop ik dat smalende taal over dit vertrek achterwege zal blijven. Het was al erg genoeg wat ik op internet las, dat de GKv nu van een zeurprofessor verlost zijn. Het getuigt van weinig compassie en respect, die er zeker binnen Gods huis dienen te zijn. Het laat zich vermoeden dat in de toekomst nog meer broeders en zusters de GKv zullen verlaten. Dat doet voor alle betrokkenen pijn. En pijn kan scherp maken. Hopelijk kan wederzijds een stuk christelijke waardigheid bewaard blijven.

 Tenslotte, een mens kan lijden aan de kerk. Maar mag hopen op de God van de kerk!

 18 november 2014

 

BRIEFWISSELING O. NOORDMANS

 Sinds jaar en dag brengen mijn vrouw en ik onze zomervakantie op Schouwen-Duiveland door. Met als vast onderdeel van de vakantie een bezoek aan een antiquariaat in Middelburg. Er is altijd wel iets van mijn gading te vinden.

 Dit jaar kocht ik er de delen 9A en B van de Verzamelde werken van O. Noordmans, Brieven. Zo goed als nieuw, kennelijk nauwelijks gelezen. Ten onrechte. Want de brieven van en aan O. Noordmans zijn in veel opzichten de moeite waard.

 Al is er heel wat in het theologisch denken van Oepke Noordmans (1871-1956), waarbij ik mij niet zo thuis voel, ik ervaar hem als een boeiende figuur. In de Nederlandse Hervormde Kerk van de 20e eeuw heeft hij een heel eigen plaats ingenomen. Zijn denken is moeilijk onder één noemer te brengen. Van de ethische theologie nam hij geleidelijk aan afstand. Al is er verwantschap met K. Barth, het gaat wel om kritische verwantschap. Noordmans is te typeren als een zelfstandig denker met een eigen stijl, die niet altijd even doorzichtig is.

 Noordmans heeft met velen binnen de buiten de NHK contact gehad. Over theologische onderwerpen. Ook over de reorganisatie van de NHK, waarin eveneens de theologie een grote rol speelde. Je komt in de beide delen Brieven dan ook veel bekende namen uit die tijd tegen.

 Brieven lezen heeft een eigen charme. Ze zijn niet voor publicatie geschreven. Je komt de schrijver(s) ervan dichter op de huid dan in officiële publicaties van hun hand. Ze geven soms ongedacht inzicht in de persoonlijkheid van de auteur(s).

 Ik haal voor u een paar krenten uit de pap. In deel A zitten nogal wat brieven tussen Oepke en zijn ouders. Brieven over persoonlijk wel en wee. Ook over de kerkelijke situatie van die dagen. Meer dan eens laat vader Noordmans merken dat zoonlief duidelijker moet schrijven, hij kan diens handschrift soms nauwelijks ontcijferen. Omgekeerd vond Oepke één van de brieven van zijn vader wat aan de korte kant. Waarom die ‘telegramstijl’? Noordmans sr was not amused. De manier waarop hij zijn zoon tot de orde roept, is te mooi om niet weer te geven: ‘Lieve Oepke, Uw schrijven ontvangen, hetwelk met een aanmerking begint. Ik zal uw voorbeeld niet volgen, maar zal beginnen uw vragen te beantwoorden, verzoekende in het vervolg van zulke berispingen verschoond te blijven’. Subtiel, maar voor geen misverstand vatbaar!

 Voor verwoede Zeelandgangers, vertrouwd met het huidige Burgh-Haamstede, is het alleraardigst om te lezen over de situatie daar aan het begin van de 20e eeuw. A.M. Brouwer – een vriend van O. Noordmans – werd er predikant. Vooral de reistijden zijn bijzonder. Vanaf Rotterdam met de tram naar Numansdorp: 1 uur en een kwartier. Nam je de boot naar de Zijpe, dan was je 2 uur kwijt. Vervolgens met de tram naar Zierikzee: 1 uur. En dan nog met een wagentje naar Haamstede: 1,5 uur. Per auto kun je tegenwoordig in die tijd vanaf Bovensmilde in Haamstede zijn (stopmomenten niet meegerekend). Zoals je ook geen uur meer nodig hebt om vanaf Haamstede het strand te bereiken…

 In deel 9B komen regelmatig brieven van K.H. Miskotte voor. Zijn gecompliceerde taalgebruik kende ik uit zijn geschriften. Het blijkt in zijn brieven weinig anders te zijn. Miskotte was een vurig vereerder van Noordmans. Hij stak het niet onder stoelen of banken in zijn brieven. Tegelijk was de bewondering van Miskotte voor Karl Barth minstens zo groot, zo niet groter. Vandaar dat hij het moeilijk kon hebben, toen Noordmans zich eens publiek kritisch over Barth uitliet. Bijzonder om iemand in zijn correspondentie met zijn sympathieën te zien worstelen.

 Toen K. Schilder Noordmans uitnodigde om met hem van gedachten te wisselen in het blad De Reformatie, vroeg Noordmans daarover advies aan Miskotte. Diens reactie loog er niet om. Noordmans moest het maar doen, ‘want hij behandelt u fatsoenlijk – mij heeft hij week in week uit op de schunnigste wijze bestreden’. De discussie in De Reformatie heeft inderdaad plaatsgevonden. U vindt het terug in het boek van G. Puchinger, Een theologie in dicussie. Over Prof. Dr. K. Schilder, profeet-dichter-polemist. Met als bijlage het debat Schilder-Noordmans uit 1936 (Kampen 1970).[1] De heren spaarden elkaar niet. Noordmans vroeg zich hardop af, of Schilders theologie niet een nieuwe religie betekende, die mogelijk haar sappen uit een ànder evangelie trok. Schilder van zijn kant vond dat het denken van Noordmans leidde tot ‘ontmanning van de Schrift’. Toe maar! Je wist in ieder geval wel wat je aan elkaar had.

 Het is verleidelijk om nog meer uit briefwisseling van en met Noordmans te halen. Ik laat het hierbij. Of er in de toekomst nog dergelijke bundelingen van correspondentie zullen verschijnen? Ik vraag het mij af. We leven in het tijdperk van vluchtige emails. Die archiveer je niet zo gauw. De briefcontacten worden schaarser. Daar valt voor toekomstige kerkhistorici weinig eer meer aan te behalen. Jammer. Brieven kleuren het beeld van iemand in (al kun je ook in je brieven in persoonlijk opzicht terughoudend blijven). Een reden te meer om zuinig te zijn op wat er nog aan brieven uit het verleden is!

 10 september 2014   

[1] Ik herinner mij de gram van J. Kamphuis in zijn bespreking van dit boek. De bijlage met Schilders artikelen was aanzienlijk groter dan Puchingers eigen inbreng. En toch stond dit boek op zijn naam! Bovendien stootte Kamphuis zich aan de suggestie van Puchinger, om vanuit de beoordeling van Noordmans nog eens kritisch te kijken naar de theologie van Schilder (31). Waarom niet omgekeerd vanuit Schilder eens kritisch gekeken naar het denken van Noordmans?